Vanaf begin 2013 is de situatie voor het motorrijbewijs gewijzigd en zijn er 3 categorieën. Dit is categorie A1, A2 en A (Code 80). Deze zullen hieronder worden uitgelegd. Vervolgens zal het ezelsbruggetje (BRAVO-A) voor motorrijders om snel de technische staat van de motorfiets te controleren worden omschreven.
Makkelijk en snel een duidelijk overzicht nodig? KLIK HIER!
De nieuwe situatie voor het motorrijbewijs is vanaf 19/1/2013 als volgt:
· Op 17 jarige leeftijd beginnen met lessen
· Vanaf 18 jaar motorrijexamen doen voor beperkte categorie A1
· Vanaf 20 jaar (opnieuw) motorrijexamen doen voor categorie A2
· Vanaf 21 jaar motorrijexamen doen voor categorie A met Code 80
· Vanaf 22 jaar motorrijexamen doen voor onbeperkte categorie A (2 jaar in bezit van A2)
· Vanaf 24 jaar direct motorrijexamen doen voor onbeperkte categorie A
Hieronder is meer informatie te vinden over wat de nieuwe categorieën motorrijbewijzen betekenen.
BRAVO-A is een ezelsbruggetje voor motorrijders om snel de technische staat van de motorfiets te controleren. BRAVO-A staat voor banden/brandstof (B), remmen (R), aandrijving/accu (A), verlichting (V), olie (O) en algemeen (A). Het betreft controles die voor elke rit moeten gebeuren. Het duurt niet lang en kan een wereld van verschil betekenen. Deze controle maakt daarnaast ook deel uit van het rijexamen voor het motorrijbewijs.
Banden
Kijk altijd voor het rijden of er beschadigingen aan de band te zien zijn of dat er bijvoorbeeld een spijker in de band zit. Die zal niet direct zorgen dat de band leegloopt, maar de band moet wel vervangen worden. Let er op of de band niet verder inzakt dan normaal. Dat duidt op een veel te lage spanning. Zorg dat de banden op de juiste spanning staan. De juiste waarde staat in het instructieboek of op een sticker op het kettingscherm. Kontroleer de bandenspanning met een drukmeter wanneer de banden koud zijn. Als je met bagage of een duo-passagier rijdt kan een hogere bandenspanning aanbevolen zijn. Met de goede bandenspanning krijg je voldoende stabiliteit en beperk je de bandenslijtage. Controleer het profiel: wettelijk moet de profieldiepte minimaal 1 mm zijn, maar het is aan te raden de banden te vervangen als het profiel minder dan 2 mm wordt. Kijk of er een draairichting op de band aangegeven is en controleer als er een nieuwe band gemonteerd is of de pijl inderdaad in de rijrichting staat. Zowel een goed profiel als de juiste draairichting zijn belangrijk voor de afvoer van regenwater en daardoor voor een goede grip. Controleer of het ventieldopje gemonteerd is. Dat voorkomt het binnendringen van vuil en vocht in het ventiel. Als er droogtescheurtjes in de band zitten moet die vervangen worden.
Brandstof
Je controleert de brandstof en weet hoe de brandstofkraan op reserve gezet moet worden (links bij de knie).
Remmen
Controleer altijd voor het rijden de druk van het remhendel en –pedaal. Druk het in en houd het gedurende een paar seconden vast. Hendel en pedaal mogen dan niet verder inzakken. Als het veel kracht kost om de motorfiets te duwen wijst dat op vastzittende remmen. Laat dan eerst onderhoud uitvoeren. Controleer of er lekkage is op de leidingen of de aansluitingen. Controleer de slangen op droogtescheurtjes of slijtageplekken door aanlopen. Controleer remkabels op rafelen of andere tekenen die op slijtage wijzen. Kijk of het vloeistofpeil tussen de maximum en minimum aanduiding zitten. Het niveau zal geleidelijk zakken als de remblokken slijten. Er hoeft dan geen remvloeistof bijgevuld te worden. Maar als het peil in korte tijd daalt kan er sprake zijn van lekkage.
Aandrijving
Heb je cardan aandrijving, dan hier geen problemen voor zover er geen olie lekkage zichtbaar is. Bij kettingaandrijving of een getande riem moet de spanning goed zijn. Als de ketting of snaar in het midden tussen de tandwielen omhoog en naar beneden bewogen wordt moet er een minimaal de voorgeschreven ‘speling’ tussen zitten. De waarde daarvan is te vinden op een sticker op de achtervork of het kettingscherm. In de regel moet de speling onbelast gemeten worden, afhankelijk van het voorschrift met de motorfiets op de middenbok of op de wielen. Smeer de ketting regelmatig met een kettingspray uit een spuitbus. Kontroleer of de schakels vrij draaien en of er scheurtjes zijn in de schalmen. Inspecteer de slijtage van de ketting door deze los te trekken van het kettingwiel. Er mag slechts een minimale ruimte tussen ketting en tandwiel zijn.
Accu
Accu moet goed vast zitten en bevindt zich onder het zadel, tevens moeten de draden goed bevestigd en geïsoleerd zijn, en de vloeistof (electrolyt) moet zich tussen de min. en max. streepjes bevinden. De meeste moderne motoren zijn tegenwoordig voorzien van een onderhoudsarme accu.
Verlichting
Je controleert het dimlicht, grootlicht, achterlicht, remlicht op de voor- en achterrem en de richtingaanwijzers. Je weet hierbij dus waar alle bedieningsorganen zitten.
Olie
Het is belangrijk dat er voldoende olie in de motor zit. Onvoldoende olie kan grote motorschade tot gevolg hebben en door uitvallen van de motor leiden tot gevaarlijke situaties. Wacht niet tot het oliedruk lampje gaat branden, want dan is de motor al kapot aan het lopen. Peil daarom regelmatig de olie. Soms is er een peilglas voor een makkelijke controle, anders heeft de motor een peilstok. Draai die uit de motor, veeg de olie af en steek de peilstok terug in het gat, zonder in te draaien. Daarna kan het niveau afgelezen worden als de peilstok weer uitgenomen is. Peil de olie bij een koude motor of enkele minuten nadat de motor afgezet is en zorg ervoor dat de motor rechtop staat (dus niet op de zijstandaard). Vul bij met de voorgeschreven olie. Raadpleeg voor de juiste olie en procedure eventueel het instructieboekje.
Algemeen
Kijk of er rond de voorvorkkeerringen olie of vettigheid te zien is. Dat kan duiden op lekkende keerringen en die moeten dan vervangen worden. Inspecteer bij vloeistof gekoelde motoren het niveau in het expansievaatje. De vloeistof moet tussen de onderste en bovenste merkstreep staan. Controleer kabels en leidingen op beschadigingen, droogtescheurtjes en slijtageplekken. Kijk of de geleiding van kabels en leidingen in orde is, niet aanlopen en er geen kabels loshangen.